Het nieuwe Wetboek van vennootschappen en verenigingen (hierna “WVV”) voert in de besloten vennootschap (hierna “BV”) voor het eerst de mogelijkheid van uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen in waarbij een aandeelhouder vrijwillig zijn aandelen kan verkopen of gedwongen kan worden deze te verkopen zonder tussenkomst van de rechtbank. Deminor geeft u in dit artikel een beknopt overzicht van dit nieuwe regime binnen de BV.
Context
Veel vennootschappen zijn vandaag als coöperatieve vennootschap georganiseerd omwille van het flexibele mechanisme van in- en uittreding van vennoten. Een voorbeeld daarvan zijn de talrijke professionele vennootschappen van vrije beroepers, zoals advocaten.
Met de invoering van het WVV zal de coöperatieve vennootschapsvorm echter opnieuw voorbehouden worden voor samenwerkingsverbanden met in de wet omschreven coöperatieve doeleinden. Het WVV keert daarmee terug naar het oorspronkelijke beeld van de ‘echte coöperatieve’ zoals die in de 19e en 20e eeuw tot stand kwam bij onder andere boeren, landbouwers en arbeiders. Veel bestaande coöperatieven zullen zich onder het nieuwe recht dus noodgedwongen moeten omvormen tot BV. Maar niet getreurd: een wezenskenmerk van de coöperatieve vennootschap (hierna “CV”), dat voor veel ondernemers net een groot voordeel ervan uitmaakt, wordt met de invoering van het WVV overgeplant naar de nieuwe BV. De mogelijkheid van uittreding en uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen wordt zo ook in de BV een feit. Merk op dat het soepele systeem waarmee vennoten gemakkelijk in de huidige CV kunnen intreden, in het WVV niet overgeheveld werd naar de BV.
Exitmechanisme
De uittredings- en uitsluitingsmogelijkheden ten laste van het vennootschapsvermogen betreffen statutair in te voeren systemen. Ze worden beheerst door enkele dwingende bepalingen en een aantal regels waarvan statutair kan worden afgeweken (de zogenaamde ‘defaults’ in de wet). In essentie komt deze exitmogelijkheid er op neer dat de aandelen van de vennoot die wenst uit te treden (of wordt uitgesloten) niet worden overgedragen aan een andere vennoot maar aan de vennootschap zelf, die daartoe ook de kost draagt. In wat volgt worden de belangrijkste kenmerken van de nieuwe regeling uiteengezet.
De uittreding lastens het vennootschapsvermogen
Opmerking : De oorspronkelijke inbreng is hoogstwaarschijnlijk lager dan de reële economische waarde van de aandelen (de marktprijs). Het is bijgevolg aangewezen om een afwijkende waarderingsformule in de statuten op te nemen. Aangezien de uittreding lastens het vennootschapsvermogen buiten de rechtbank om gebeurt, is er geen rechterlijke beoordelingsbevoegdheid bij het bepalen van het bedrag van het scheidingsaandeel. Dat laatste wordt in het nieuwe wetboek wél mogelijk bij de klassieke uittredings- en uitsluitingsvorderingen in het kader van de geschillenregeling, waar de rechter kan beslissen tot een billijke prijsverhoging of -vermindering voor de aandelen.
De algemene vergadering wordt niet geraadpleegd bij een verzoek tot uittreding, zodat aan het bestuursorgaan de plicht wordt opgelegd om op de eerstvolgende algemene vergadering verslag uit te brengen over de verzoeken tot uittreding tijdens het afgelopen boekjaar. Alle relevantie informatie over de toegelaten uittredingen moet in dit verslag opgenomen zijn, met het doel de overige aandeelhouders voldoende te informeren.
De uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen
Opmerking : Het is aangewezen om een afwijkende waarderingsformule in de statuten op te nemen die verschilt naargelang het gaat over een vrijwillige uittreding (good leaver) of een gedwongen uitsluiting (bad leaver).
Voor- en nadelen van de nieuwe exitmechanismen
Het grote voordeel van zowel de uittreding als de uitsluiting ten laste van het vennootschapsvermogen is dat statutair een soepel exitmechanisme ontworpen kan worden, waardoor een (mogelijks aanslepende, onzekere en dure) procedure voor de rechtbank vermeden wordt. Alle aandeelhouders weten op voorhand waar ze zich aan kunnen verwachten, wat de snelle oplossing van conflicten enkel ten goede kan komen.
Ook aandeelhouders die geen gegronde redenen kunnen aantonen die een beroep op de klassieke geschillenregeling rechtvaardigen, kunnen met deze exitmogelijkheid alsnog de vennootschap verlaten en blijven dus niet tegen hun wil gevangen zitten. In die zin hebben aandeelhouders alle belang bij de statutaire invoering ervan.
Het mes snijdt echter langs twee kanten: meerderheidsaandeelhouders die om gegronde redenen een minderheidsaandeelhouder wensen uit te sluiten, zullen allicht sneller geneigd zijn te opteren voor een uitsluiting lastens het vennootschapsvermogen dan voor een uitsluitingsvordering in het kader van de geschillenregeling. De prijs (het scheidingsaandeel) die ze aan de uitgesloten vennoot moeten betalen zal zo immers hoogstwaarschijnlijk lager zijn.